zondag 30 maart 2014

Robinson Crusoë Eiland

 
Ons eerste tropische eiland in de enorme Pacific, het begin van een nieuw avontuur. Eilanden die gekenmerkt worden door hoge steile bergen met witte palmboomstrandjes, schattige huisjes pal achter het strand en een heerlijk weertje. Hier zien we nu al naar uit.

De dagen na ons vertrek uit Valdivia zijn niet ideaal, maar door de pittige wind uit het zuiden maken we goede voortgang en droppen we na ruim drie dagen ons anker in Bahia Cumberland. Het waait stevig, de hemel is onbewolkt en er schijnt een lekker zonnetje, dat is leuk aankomen op ons eerste tropische eiland. Van de Caledonia wisten we al dat zij de laatste tien dagen alleen regen hebben gehad en dit als een teleurstelling hebben ervaren. Het eiland ziet er vanaf de ankerplek uitnodigend uit, de 800 meter hoge bergen rijzen steil omhoog met woeste pieken en groene dalen. We willen dan ook graag aan land om alles te bekijken.

Helaas blijft het de volgende dagen regenen en stellen we ons landbezoek maar even uit. Na een paar dagen komt er een droog moment en gaan we aan land, samen met de Jurgen en Claudia. We bezoeken de plaatselijke bierbrouwer, Claudio. We hebben wel eerst een afspraak gemaakt, want de bierbrouwerij is iets wat hij naast z'n werk doet.
Een bierbrouwer op een eiland van 1000 inwoners, dat is geen grote afzetmarkt of ze moeten veel drinken, waar moet je de omzet aan bier anders vandaan halen? Allemaal vragen en ook antwoorden. De vrachtboot komt één keer in de drie weken en brengt alle bestelde goederen mee. Op de terugweg gaan de op het vasteland bestelde flesjes bier mee terug. Hij produceert ca. drie duizend flesjes bier per maand. Er zijn vier verschillende smaken en elk soort heeft zijn eigen kenmerk: donker, licht, beetje zoeter. Ons smaken ze allemaal goed en we nemen een paar flesjes mee voor later. Het bedrijfje staat hoog in de heuvels, is niet groter dan een garage en ziet er professioneel uit. Wel wordt alles met twee paardjes op en neer vervoerd. Het pad is steil, modderig en heel smal en het uitzicht vanaf z'n terras is schitterend, zeker als we ook nog eens getrakteerd worden op de volle maan. Het geeft ons meteen het Robinson Crusoë gevoel.

Beneden aan de waterkant is het anders. Als gevolg van de tsunami in 2010 is hier alles weggevaagd. De oude huisjes, de visafslag en vele mensen werden de oceaan ingesleurd. Nu wordt alles weer herbouwd en ziet het voor ons eruit als een grote bouwput. Vele nieuwe huizen worden in hout uitgevoerd. Ze mogen bomen kappen, wel eerst vergunning vragen, die niet inheems zijn. Zo hebben ze gratis bouwmateriaal, verder is er veel subsidie o.a. uit Zwitserland. De Zwitserse afgezant is er ook en heeft een mooie glanzende nieuwe folder meegenomen, met wandelroutes en duiklocaties, die weer uitgegeven kan worden bij de Toerist information. Hoeveel toeristen hier komen………?
Er is een vliegveld, maar het schijnt dat je alleen met de boot (Cruz del Sur) weer bij het dorp kunt komen, een uurtje varen. Het doet een beetje vreemd aan, dat ze ook op het niveau waar de tsunami alles heeft weggevaagd, weer nieuw bouwen. Hebben ze wel een risico-inventarisatie gedaan ……?

Twee dagen later is het anders, de regen maakt plaats voor de wind en de komende dagen krijgen we 20 tot 30 knopen wind uit het zuiden, dus niks aan de hand. Achter het eiland liggen we mooi beschut tegen de zuidenwind. Toch hebben we niet zulk slecht weer gehad sinds Argentinië en op het mooi beschut liggen hebben we ons een beetje verkeken.
Onze ankerketting is halverwege achter een rots blijven steken en zo draaien we nu rondjes achter een steen. Gelukkig maar want de ankergrond is erg rotsig en dat geeft geen goed gevoel. De bergen pal voor ons zijn behoorlijk steil en hoog en de zuidenwind vindt z'n weg door het dal en stuwt de wind als Rachas naar beneden. Het lijkt wel alsof de 30 knopen wind zich in haar baan naar beneden verdubbelt. Je ziet als het ware een windwolk naar beneden komen, het zeewater wordt omhoog gezogen en wappert gewelddadig over ons heen. We schudden en gieren met een ongelofelijke snelheid heen en weer. Alles rammelt en wij kijken dan om ons heen of het allemaal wel goed gaat. Het zijn seconden en dan is het weer even over, om vervolgens de volgende klap te incasseren en wat een lawaai. We liggen goed achter onze rots, maar wat word je er onrustig van. De afgelopen nacht was het waarschijnlijk nog iets erger. Santana slingerde wreed achter haar ketting, die geweldig veel lawaai maakt over de rotsachtige bodem. We hebben twee touwen met een haak op de ketting staan, een spruitstuk, om de ergste klappen op te vangen. De twee stukken touw van 35 mm piepen en kraken en worden verder uitgerekt dan ik voor mogelijk hield, toch gaat alles goed en vangen de touwen en ketting de Rachas van meer dan 100 km per uur goed op. In onze hut voor in het schip is het een lawaai van jewelste, alle kettinggeluiden worden perfect doorgegeven en wat dacht je van het knarsen, piepen en schuren van de touwen. Na twee slapeloze nachten heeft Trees er genoeg van en laat mij alleen en gaat achter in het zeebed slapen. Daar is het een stuk rustiger.

Volgens de gribs houden we dit weer een week, erg vervelend, want je kunt verder niks. De bijboten (zonder motor) draaien rondjes achter de boot, ze vliegen in de wind, liggen op de kop en een seconde later weer normaal, nee dat wordt het niet. Het aan land gaan is al net zo gevaarlijk, daar moeten we ons onder de steiger worstelen met hoge swell, dus blijven we aan boord en lezen het ene boek na het andere en wachten ongeduldig af tot de wind daadwerkelijk afneemt. Het zal nog wel een paar dagen duren.

De Pinta is ondertussen ook aangekomen en gedeelde smart is halve smart, dus samen gaan we alle kanten uit, houden contact via de marifoon en gaan als het kan aan land.
Dagen later wordt het ons dan eindelijk gegund om het beroemde uitzichtpunt van Alexander Selkirk te bezoeken. Het uitzicht over de baai is fraai en als de wolken even optrekken zien we zelfs de andere kant van het eiland. Zo hebben we na twee weken toch nog een aardig beeld van dit eiland en haar bewoners.

Juan Fernandez, ons eerste tropische eiland en ons verblijf hier hadden we ons iets anders voorgesteld, wat meer zon, minder wind en regen. Nou ja, iets te wensen moet er blijven.

dinsdag 11 maart 2014

Bijna een aanvaring


We zijn onderweg naar de eilanden van Mechuques, aan de zuidkant van Golfo de Ancud. Het weer is prachtig, geen wind en veel zon en een aangename temperatuur. Zoals gewoonlijk in Chili varen we onder motor bij gebrek aan wind. Er varen op enige afstand vissersschepen om ons heen. De meeste hebben geen uitlaat en je hoort ze al van verre aankomen. Natuurlijk kijken we regelmatig om ons heen, we willen geen ongewenste verrassingen en in de verte zie ik wat glimmen. Ik pak de verrekijker erbij, maar zie niks bijzonders, alleen wat wit schuim. Even later hoort Trees geen uitlaat lawaai, maar een long distance fontein: Walvissen!!

Ja.. en vlakbij, grote fonteinen aan de horizon en ze komen naar ons toe. Op de kaart zie ik dat we net op de rand zitten van dieper water en deze jongens zijn vast hapjes aan het zoeken. We wachten af wat er gaat gebeuren, komen ze dichterbij en kunnen we wat zien. Men zegt dat er hier Blauwe vinvissen voorkomen. Het zijn er twee! Zowel aan bakboord als aan stuurboord zit er een en ze spuiten wel vaak. Ze moeten vlak aan de oppervlakte zitten. De eerste is weer omgedraaid en zwemt weer van ons af en de andere…..? Plotseling komt die pal naast de boot boven en wat een geweld… Zijn ademgat is zo groot dat er wel een grote emmer in past. Het is wel een beetje schrikken, ze zijn groter dan SantanA en dat maakt indruk en zo onverwachts als zij boven komt is ze ook weer weg. Verderop komt ze weer boven en laat duidelijk haar positie zien. Beide vinvissen zoeken elkaar op, zijn even samen, en gaan verder met foerageren.  

Wij varen heel langzaam verder en zo genieten we een klein half uurtje van hun aanwezigheid. Verderop zit er nog eentje. Dit maal is de 10 tot 12 (volgens ons walvissenboek) meter hoge fontein in het zonlicht goed te zien en nog beter te horen. We varen er recht op af. Het grootzeil stond ook nog steeds op en er is een briesje gekomen en zo kan de motor uit. Rust ..en we sukkelen rustig verder en wachten af wat er nu gaat gebeuren. Ja hoor… net als bij die andere komt deze ook even langs vliegen en wat zijn ze groot. Dit soort komt niet zo ver boven water en je ziet alleen een deel van de rug. Hoewel die is al groot genoeg. Trees ziet hem zelfs op z’n zij gaan. De staart komt namelijk boven water en wel dwars. Eerst denken we dat het een grote Orca is, maar dat is niet logisch. Later lezen we dat deze dieren op hun zij gaan liggen en zo eten, de staart komt op deze manier boven.

Aan de fontein zien we dat we weer op aanvaringkoers liggen en weer komt ze heel dichtbij boven en scheert voor ons langs… Ze duikt en weg is ze. Wat is de natuur toch geweldig en spannend tegelijk. Steeds vraag je jezelf af ..was dit het of komt er nog meer. Aan de fontein zien we dat ze zich van ons verwijderen. Zo dat was het, geweldig. We kijken natuurlijk rondom ons heen en leggen de boot weer op koers. Plotseling, uit het niets komt Moby Dick pal voor ons boven. Ze is zo dichtbij dat ze tegen ons aan moet schuren. We schudden van opwinding en zien de staart langs ons heen door het water glijden. Tjonge wat een joekel. Voor foto’s heb ik nu echt de verkeerde lens op het toestel zitten. Nu had het groothoek moeten zijn. We zien haar nog een paar keer boven komen en dan is het over en kunnen we ons concentreren op onze ankerplek en kijken we voldaan terug op deze bijzondere dag.

Ondertussen zijn we in Valdivia aangekomen, na een roerig ritje op de woelige baren. Als starter krijgen we swell en geen wind, maar na 5 uur op de motor komt er wind uit de voorspelde richting (zuid) en deze loopt op tot 35 knopen. Eigenlijk mag het van ons wel iets minder, maar zoals gewoonlijk is het alles of niets. Op afstand zien we 6 hoge fonteinen en ze schitteren in de zon.

Valdivia, hier wacht een nieuwe uitdaging van een geheel andere orde. Hoe moet je een zeilboot bevoorraden voor een jaar en niet laten zinken. Op de Pacific zijn nauwelijks winkels en als er wat is is het er heel duur. Dus zoveel mogelijk meenemen. Ook op SantanA vinden we plekken waar normaal gesproken geen voorraden liggen.

Nog nooit hadden we 2100 liter diesel aan boord en nog meer aan water en al helemaal niet de hoeveelheden bloem en blikjes. Sommigen hebben wel 200 ltr. wijn aan boord, wij beperken dit tot ongeveer 50 ltr. Het probleem is waar moet je ophouden? In ieder geval voordat de boot zinkt. Er zijn boten geweest die van alles moesten achterlaten en nog net een pak pasta aan boord konden leggen, voordat de wastafel overliep. Zo bont hoeven wij het niet te maken. Ons schip kan heel wat dragen. Toch zakken we ruim door de waterlijn en die was al tien centimeter extra hoog opgetrokken. Het is genoeg…we moeten weg, op weg naar het eiland dat het verst (6500 km) van elke andere beschaving ligt.

Paaseiland, onze nieuwe bestemming.