dinsdag 15 juli 2014

Iles Gambier, onze eerste atol


 De 1500 mijl naar Gambier waren al niet veel beter dan de mijlen ervoor. Onrust, slaande zeilen, af en toe irritatie en geduld hebben, maar uiteindelijk kwamen we in de vroege ochtend aan op Mangareva. Iles Gambier is het zuidelijkste atol van Frans Polynesië en bestaat uit meerdere eilanden met hogere bergen en omringd door een koraalrif. De eerste indruk….. groots, wijds, groen, nog weinig azuurblauw water en velden vol met boeitjes voor de Pearlfarms. Het doet meer denken aan een binnenzee met daarbij behorend vaargebied. Toch....overal palmbomen en het is er warm, witte zandstranden en vele brekers met witte koppen op de ondiepten. Is dit het tropische paradijs? We moeten nog even wennen.

Het atol binnen varen is eenvoudig en het laatste stukje tussen de koraalkoppen door al even zo. De hele route is goed bebakend en de kaart klopt op de meter en dat is geruststellend. We vinden een plekje tussen al onze andere zeilvrienden en genieten van ons nieuwe uitzicht. 

Voor het merendeel simpele huisjes met fruitbomen en gezellige en schone tuinen. Opvallend is weer de kleurenpracht van de bomen en struiken. Het dorp straalt eenvoud en vriendelijkheid uit. Later blijkt dat er veel is veranderd de laatste jaren. Ten gevolge van de bloeiende handel in zwarte parels zijn de bewoners de laatste jaren een stuk rijker geworden. Ze hoeven zich geen zorgen meer te maken over hun voedsel, tegenwoordig wordt alles in de winkel gekocht en zijn de groentetuintjes verleden tijd, wordt het fruit niet meer van de bomen gehaald en heeft niemand zin om de eieren van de kippen te rapen. Men rijdt liever een rondje met de pick-up of suv; verder veel rottend fruit en overal een wildgroei aan babykipjes. Verder dan ook nog de financiële ondersteuning vanuit Frankrijk. Ja, de welvaart is ook hier toegeslagen. Gelukkig is de bakker nog gewoon de bakker en kunnen we stokbrood kopen. Wel om zes uur s ’morgens, anders is het uitverkocht. Zondag zijn er luxe broodjes en die moet je zelfs voor zes uur halen en dan is het nog donker. Je moet er wat voor over hebben. Gelukkig hoeven we daarvoor niet elke zondag zo vroeg voor op te staan. Orca en wij doen dat om de beurt. Dat is een stuk handiger.

Eigenlijk staat hier alles in het teken van de parelkwekerijen. Elke familie heeft dan ook een farm en kinderen die geen zin hebben om verder te leren of op een andere wijze buiten de boot vallen, kunnen op de plaatselijke school andere dingen leren, b.v. lassen, bewerking/graveren van schelpen, het maken van sieraden. Verder natuurlijk hoe je parels moet verwerken en hoe je er zoveel mogelijk aan kunt verdienen. Tijdens een open dag kunnen we er een kijkje nemen en natuurlijk is er van alles te koop. Je kunt best wel zeggen dat alle mannen in de parelindustrie zitten. De vrouwen…velen hebben het volgens mij niet zo druk ; ze rijden in de grote auto’s rond en verzorgen de kids. Tenminste zo lijkt het. Men is vriendelijk, we begroeten elkaar met “bonjour” en haast heeft hier niemand. Er heerst rust, alles is hier zo paradijselijk, zo mooi zo liefelijk , dat we het na een tijdje ook als saai ervaren, geen verrassingen, veel te braaf. Toch genieten we ook van de rust, wandelen, zwemmen, borrelen bij de buren en bij de enige Supermercado met Terras, JOJO, maar na drie weken vinden we het welletjes en gaan we verder richting de Tuamotu’s . Spanning en sensatie moet daar onder het wateroppervlak liggen. Wij gaan stoeien met getijden, stroom mee of tegen, want het schijnt nogal lastig te zijn, getijdentabellen van diverse programma’s zijn het niet altijd met elkaar eens en de verhalen hierover zijn indrukwekkend, hoge staande golven en 6 knopen stroom tegen bij het invaren van een atol. Dit willen we liever niet tegenkomen en met deze wetenschap gaan we op weg naar het volgende atol in dit paradijs, Hao.