donderdag 27 oktober 2016

Eindeloze lange fjorden.



De mijlen tikken langzaam weg. Niet langzamer dan anders, maar het voelt zo. Het landschap verandert niet zoveel. Aan beide zijden van het water bergen en die zijn allemaal begroeid met Sproezen, een soort spar. Prachtige boom, maar na tien miljoen Sproezen heb je het wel gezien.

Ondertussen hebben we Alaska verlaten en zijn op weg naar Prince Rupert in Canada. Veel wind is er niet en wat er staat, staat altijd tegen dus motorren we rustig verder. Elke dag ankeren we in een ander baaitje, de ene beter, de andere mooier. Vandaag zwemmen er twee walvissen voor de ingang van ons anker baaitje. Plotseling komt er eentje boven en met de bek wijd open en probeert tonnen visjes naar binnen te werken. Altijd geweldig die plotselinge acties. Die nacht worden we verder getrakteerd op kraanvogels. Een klein groepje maakt lawaai voor tien, totdat ze wegvliegen. Met veel belangstelling kijken we ze na……. waren die nu ver van huis? We kunnen ze het niet meer vragen.

Prince Rupert , drie en dertig jaar geleden was ik hier ook. Toen was het een dorp vol met native’s, die hier al lang woonden. De meesten, dik dronken en onverzorgd. Nu…..we gaan het zien.

We zijn in Canada aangekomen en dat betekent opnieuw bij de douane langs. Deze heeft speciaal voor watersporters een steiger liggen met een directe telefoon lijn. Handig is het wel en Trees kan rustig zittend op de steiger haar zaken doen. Uiteindelijk vraagt ze nog waar de officier van de wacht zich bevindt en tot haar verbazing hoort ze dat zij in Toronto zit. Oh….dat is een heel eind weg, een paar duizend kilometer. We krijgen een Report number, er komt niemand langs, hoeven ons nergens te melden en we hoeven zelfs niet uit te klaren; dat is nog eens handig.

Prince Rupert is nog steeds een saai, te groot opgezet plaatsje, grote parkeerplaatsen, brede straten, eigenlijk zijn de verhoudingen wat zoek. Het is wat gegroeid, het museum is vernieuwd en de native’s vervelen zich nog steeds, maar zijn niet allemaal meer dronken.

Voor morgen is er alweer sterke zuid wind voorspeld, het wordt dus een dagje langer in het rustieke haventje liggen. Het is het mooiste plekje van de stad. Cow Bay heet het, omdat een Zwitserse boer er honderd jaar geleden een paar zwart witte koeien aan land heeft gezet, om te voorzien in z’n eigen behoefte aan melkproducten. Heel bijzonder, wat je al niet bedenkt om een toeristische attractie te creëren. Alles staat in het teken van de zwart witte vlekken en dat maakt het toch weer interessant.

Na de zuidelijke wind varen we verder, het ene fjord na het andere. Walvissen zien we genoeg, overal bomen en struiken in het water en vaak genoeg moeten we beide ontwijken. Meestal staat de stroom tegen en in smalle stukken enkele mijlen per uur. We varen zo dicht mogelijk langs de kant om in de tegenstroom te komen, letterlijk op tientallen meters van de oever en dat maakt het meteen weer griezelig want hoe diep is het daar, ligt er niet een niet in kaart gebrachte rots?

De mijlen tikken weg en we varen het volgende fjord in. Elke dag leggen we zo tussen de 40 en 60 mijl af. Walvissen spuiten er vrolijk op los en die ene die overdag lag te pitten, daar moesten wij voor uitwijken. In Butedale houden we die avond halt. Hier is alleen maar vergane glorie van een blikjes fabriek. Alles afbraak, alleen de oude watergenerator werkt nog. Die dingen zouden nog van hout gemaakt zijn. Het is een welkome afwisseling.

Het wordt druk. In de verte ligt Bella Bella, een vissersdorp. In één keer zijn er sleepboten, vissers en andere jachten. Zouden we weer in de beschaving komen? Voor de verandering hebben we stroom mee en kunnen we een ankerplekje verder komen.

De volgende ochtend… mist. Potdicht. Met behulp van radar en onze nauwkeurige kaarten varen we de baai uit. Twee uurtjes later opent de wereld zich weer en de Sproezen op de kant zijn er natuurlijk ook weer. Nog een ankerbaaitje verder en dan willen we via de oceaankant langs Vancouver Island, buitenom dus. Het weer is namelijk goed en we hebben geen zin meer om nog eens tig dagen Sproezen te gaan kijken in de Inside Passage langs Vancouver eiland. We willen opschieten, want we willen half september in Neah Bay in de Staat Washington zijn en het is nog zeker 300 mijl….zeker een week in dagtochten en 2 dagen over zee, dus…..Deze tijddruk maakt tevens dat we weinig tijd hebben om de omgeving beter te gaan bekijken en dat maakt het weer minder leuk varen, dus gewoon over zee…..en het is al 12 september…..

De ankerplek van waaruit we vertrekken is Prudh Bay en op de ochtend van vertrek zit het weer helemaal potdicht van de mist, tien meter zicht. Nu loopt de route tussen de kort op elkaar liggende eilanden door. De oceaandeining is daar ook en dat betekent dubbel oppassen. Langzaam soms heel langzaam schuift SantanA tussen de rotsen door. We zien alleen schimmen en horen het water op de rotsen breken. Achter ons vaart volgens de AIS een visser. Volgt hij ons, want hij blijft op afstand, soms moeten we dwars uit tussen andere rotsen door. We voelen de grote golven komen en daarmee komen we aan de buitenkant van deze eilandengroep en op groot water. Nog een paar honderd meter en we zijn weer vrij.

Vancouver eiland is groot en twee dagen lang varen we langs deze muur van bergen. Nu de mist verdwenen is het uitzicht op deze muur …...hoe zal ik het zeggen…. als de onderkant van een rafelige rok.

Neah Bay, het eindpunt van de noordelijke route. Bijna alles met behulp van de motor afgelegd en snel. Hier verenigen we ons met Ann en Udo van de Orca na meer dan een jaar, hier moet er getankt worden en vanaf hier zullen we zien hoe we naar het zuiden komen. De fjorden en Sproezen (Spruce) laten we nu achter ons…..