woensdag 26 augustus 2015

Dieper in de wildernis.


Sand Point ligt achter ons, een enorme zeebeer zwemt met ons die vroege morgen het zeegat uit. Hij is op zoek naar lekkere vette zalm, wij gaan liever voor de beren.

Grizzly beren, die moeten in deze regio in grote getale rond lopen. Tot nu toe is het bij voetafdrukken gebleven, maar we willen ze wel eens live zien. De meeste Amerikanen dragen, als ze voet aan land zetten, een heel arsenaal aan kanonnen met zich mee. Wij zijn echte Hollanders en niet zo zwaar bewapend. Het blijft beperkt tot een rode plastic toeter en muggenspray. Zou het genoeg zijn om zo’n enorme beer op afstand te houden? Eerst maar eens eentje zien.

We hebben nog twintig dagen voor we in Seward moeten zijn. Met een mooi windje zeilen we daar zo heen, geen punt. Nu ..het punt is dat er meestal geen wind staat, dus voor de zekerheid tanken we bij de cannery maar vijfhonderd liter diesel bij. In de ochtenddauw meren we af aan de houten pier. De pompbediende zou er al lang moeten zijn, maar nu ff niet. Nou ..daar liggen we dan. Na een uurtje toch maar eens kijken of we iemand anders kunnen krijgen. Er komt van alles langs rennen, maar voor ons geen diesel. Later die ochtend krijgen we onze goedkope diesel en kunnen dan toch eindelijk op weg. Met een lekker bakstag windje zeilen we de baai uit, dieper de wildernis in.

“Orca” gaat eerst de andere kant op en zo varen we alleen. Voorlopig zijn er geen dorpjes meer en goede ankerplekken zijn niet dik bezaaid. De snelle weersveranderingen hier, maken dat we ons kwetsbaar voelen. De wind steekt soms snel de kop op, donkere luchten leggen daar nog eens extra de nadruk op en al met al geeft het ons een beklemmend gevoel…….maar, wat is het hier mooi.

Na de IJstijd verspreidden verschillende groepen mensen zich over wat nu Alaska heet. Eskimo’s naar het noorden en westen, indianen naar het midden en het zuiden. Alles werd anders toen Rusland onder leiding van Vitus Bering de Aleoeten voor Rusland claimde. Er ontstond een levendige handel in alles wat geld waard was. Zeeotterbont, walvistanden, huiden, zeehondenvellen, geweien en ga zo maar door. Naast pokken en andere ziekten werd de oorspronkelijke gemeenschap vooral vergiftigd door drank en wapens. Van de inheemse 12000 bewoners waren er in korte tijd nog maar 2000 over. Russisch-orthodoxe priesters en missionarissen van god probeerden de samenleving te beschermen, maar de begeerte naar goederen en geld won onder het motto: God is in de hemel en de Tsaar ver weg.

In 1867, toen de natuurlijke schatten bijna waren uitgeroeid, wilden de Russen Alaska wel voor 7.2 miljoen dollar aan de Amerikanen verkopen. Een belachelijk lage prijs, maar toen wist men nog niets van goudmijnen, olie en ecotoeristen. In die tijd vond het Amerikaanse publiek dat onderhandelaar William Seward een soort ijskast had gekocht. De Russen kunnen zich nu wel voor de kop slaan, hoe stom kon je toen zijn.

De eerste avond na ons vertrek ankeren we achter Chiachi Island. De lucht is dreigend, de witte bergtoppen tekenen scherp af tegen de donkere lucht, golven slaan met geweld stuk op de omliggende rotsen. Er loopt een hoge deining voor de ingang…..maar, we hebben lekker geslapen.

De volgende dag ronden we het majestueuze Castle Rock, genieten van alle vogels en ankeren pal onder de loodrechte wanden van de met sneeuw bedekte Chiknik Mountain. We zien wel geen beren, maar de plek is desondanks om te watertanden.

Sutwik Island is de volgende plek. De vergezichten op de besneeuwde bergtoppen zijn een lust voor het oog. Met het ophalen van het anker komt er een enorme oranje zeester mee omhoog. Over een glad zeetje motorren we verder naar Agripina bay. We varen tussen de eilanden. Vogels dommelen op het vlakke water, vliegen in groepen over of rusten op de rotsen. Plotseling is er een beweging. Zwarte beesten met witte vlekken scheren als gekken voor de boeg langs. Even denken we dat het Orca’s zijn, ze hebben dezelfde tekening, maar ze zijn veel kleiner, ongeveer twee meter. Het zijn Dalls dolfijnen, hyperactieve snelheidsduivels. Ze halen moeiteloos 30 knopen en hebben niet de rust van gewone dolfijnen om een tijdje voor de boeg te zwemmen. Maar ze zijn opwindend genoeg, al kun je ze moeilijk bekijken en al helemaal geen goede foto’s van maken.

In Agripina Bay hebben we tijd om met de bijboot op excursie te gaan. In de verte zien we een Bald Eagle zitten en om deze te fotograferen willen we hem zo dicht mogelijk benaderen. We kunnen vlak langs de rotsachtige oever varen. Als we de hoek omdraaien is de eagle weg en staan we oog in oog met een moeder beer en drie jongen die over een stenen uitloper door het hoge gras banjeren. Het is zo onverwacht dat we bijna twijfelen aan de echtheid. De beren zijn lichtbeige van kleur, wij noemden ze Blondies en moeder beer mag nog wel wat extra vis eten. Die zijn er nog niet en dus blijft het menu beperkt tot gras en bessen. De beren staan als bevroren naar ons te kijken en wij naar hen. Zolang wij rustig blijven dobberen en niet te dicht bij komen blijven ze alle drie daar staan. Pas als we dichter naar de kant roeien vindt moeder beer het te gevaarlijk en neemt haar drie kinderen mee de heuvels op en verdwijnt uit zicht. Later in de kuip genieten we met een wijntje na van de belevenissen.

Na Big Alinchak, een grote open baai, varen via een nauwe engte Geographic Harbour binnen. We werpen het anker op steenworp afstand van het strand. Het is overal gewoonweg te diep, maar wel mooi dichtbij voor de beren, als ze er zijn tenminste. Volgens de kenners moet dit hier net zoiets zijn als Jurassic Park en ja hoor als het laag water wordt komen de Yogi’s tevoorschijn. Eerst ver weg en later ook vlak bij ons strandje. Helaas is het gaan regenen en niet zo weinig ook en maken we foto’s en filmpjes van onder de zonnetent. Toch mooi hoor al die beren, soms rennen ze achter elkaar aan al dan niet met jongen en soms een echtpaar wat al redelijk uniek is. Volgens de rangers zie je dat niet zo vaak, “only in mating season”. Zolang het laag water is, is er veel te zien, maar dan zijn ze even zo snel verdwenen en hebben wij tijd voor andere dingen. Twee dagen regent het onophoudelijk, twee dagen windstil en twee dagen beren. Ze zijn er elke keer weer, maar steeds is er nog geen zalm. De beren hebben honger en willen vette zalm. Ze komen, die zalmen, nog even geduld…...

Wij wachten daar niet op, de klok tikt. Noodgedwongen blijven we twee dagen in Kukak bay, helemaal aan het eind, weggedoken voor de harde wind die voorspeld wordt. Eerst noord en later draaiend naar zuid, of wel uit alle richtingen. Even spotten we een moeder beer met twee jongen, maar daarna niet meer. Ook zij kruipen ver weg voor het naderende onheil. Jammer.

Voor ons viel het allemaal wel mee; van andere boten die in Geographic harbour bleven hoorden we later dat zij meer dan 100 km wind en slepende ankers hadden gehad. Letterlijk voor dag en voor dauw varen we het fjord uit, steken Shelikof Strait over en varen de op Kodiak eiland gelegen Kupranof Strait in. Hoe dichter we bij Whale Passage komen, waar het meer dan vijf mijl stroomt, des te meer dieren zien we. Duizenden meeuwen, puffins en otters, maar nu ook orca’s en walvissen. Regelmatig zijn er spray’s en zo nu en dan wild slaande staarten en zijflappers. In de verte is een walvis regelmatig met haar zijvin op het water aan het slaan. Er zwemt een hele pod (groep) orca’s omheen, het gaat er hard aan toe, eten, gegeten worden en overleven. Het is een indrukwekkend gezicht.

Alarm…orca’s langszij. De camera, waar....waar zijn ze, oh het gaat altijd zo snel. Richten op de laatste plek en begin maar vast met afdrukken. We kijken later wel wat er op staat en voor camera instellingen…. geen tijd. Zo proberen we elke keer wat beesten in beeld te krijgen. Pfff.. het valt niet mee. Ondertussen moeten we ook navigeren en al dit natuurgeweld in onze eigen hersenpan opslaan. Het is een schitterende dag, het zonnetje schijnt uitbundig en met een mooie ondergaande zon ankeren we voor de ingang van Port Lion. Dit zijn de wildernisdagen en de indrukken zijn nauwelijks te verwoorden.

Port Lion is een klein gehucht met 150 inwoners, voornamelijk vissers. Wij wandelen naar het dorp en plukken onderweg onze eerste vruchten, voornamelijk Salmon Berry’s. Het is een soort framboos. De hele middag lopen we door het land en langs de bossen, kijken naar de rommel om de huizen en genieten van het mooie weer. We zijn de beren helemaal vergeten, gelukkig hebben die ons ook niet gezien.

Later in Izhut bay op Kitoi komen we weer oog in oog te staan met de Grizzly beer. Met de bijboot benaderen we een moeder beer met haar zwarte baby op nog geen twintig meter. Zij halen de ene na de andere zalm uit de rivier. We kijken elkaar aan en….we gaan elk op eigen manier verder. Filmen en eten. Gaaf en wat een klauwen hebben ze. Dit is wat je rustig COOL kunt noemen. Het zijn niet alleen de beren, in deze kleine baai zwemmen de walvissen onder de boot door, staan de eagle’s in rijen van tien naast elkaar te vissen, zwemmen de zeeleeuwen in groepen voor de boot langs en lopen andere beren langs de oever en dat allemaal omdat er miljoenen zalmen de doodlopende rivier proberen op te zwemmen. Er staat hier een zalmkwekerij, hatchery en elk jaar komen de voorheen uitgezette zalmen weer terug naar hun geboorteplek. Het is bijna teveel en helaas moeten we verder.

De dagen erna steken we over naar Kenai Peninsula, doen verschillende baaien aan en komen na de zoveelste walvis aan in Seward. Terug in, wat mensen noemen, de beschaving. Ik geloof dat het in de wildernis zo gek nog niet is.

dinsdag 18 augustus 2015

Een wereld van uitersten….

 

Wind……te veel, te weinig en hier meestal vanuit de verkeerde richting. Captains Harbor in Belkofski Bay is een goed beschutte plek en dat is maar goed ook. De eerste dag dat we er liggen is het bladstil en kammen we onze haren in het spiegelende water, genieten van de zon en gaan rustig aan land op zoek naar beren. Die zijn er wel, maar we zien ze niet. Het blijft beperkt tot sporen en berenpoep. Het is genieten in dit wilde landschap. Toch hangt er altijd de berendreiging in de lucht en echt ontmoeten wil je ze ook niet. Voor de zekerheid roepen we maar wat luider waar het beertje is. De bloemetjes zien er wel lief uit die zijn niet gevaarlijk. Toch maar weer van het strand af, je weet maar nooit.

Er komt een motorboot, de Venture, de baai binnen varen en ankert een eindje van ons vandaan. De volgende morgen is het buiten anders. Er staat wind, volgens de weervoorspelling 20 knopen. Wel….het wordt wat meer, eerst blijft de meter staan tot 30 kn, maar al snel wordt het nog meer. SantanA en trouwens Orca en Venture ook, gieren behoorlijk achter het anker. De wind doet er nog een schepje bovenop en met al die wind valt het sowieso niet mee om je haar buiten te kammen.

We waren voor vanavond uitgenodigd op de Venture. Samen eten en borrelen, maar het ritje ernaar toe is niet zo aantrekkelijk. De golven zijn knap hoog geworden en we zullen zeker nat worden. De Venture bezit een grote bijboot en Chris wil ons wel ophalen. Ondertussen waait het 40 knopen; wat een onrust. Redelijk droog komen we over bij onze gastheer en wordt het heel gezellig. De wind is er nog niet klaar mee en doet er zo af en toe nog een schepje bovenop. De beren zullen nu ook wel schuilen, we zien niks, ja ..rondvliegend water. De volgende morgen is alles weer voorbij, jammer genoeg de zon ook.

Samen met de anderen gaan we verder, verder de wildernis in op zoek naar beren, walvissen en orka’s. In de verte zien we op een groot strand onze eerste beren. We zijn opgewonden, hoewel ze wel een beetje ver weg zijn, we noemen dit "binocular distance", maar daarentegen zwemt er zomaar een walvis tussen de boot en de wal, die nu niet zo ver weg is. Hij zal wel met zijn buik over de grond schuren. Er is een hoop te beleven in de wildernis. Toerend van de ene ankerplek naar de andere kijken we gefascineerd om ons heen. Wat een land, zoveel sealife, ook onder water. Waar we ook liggen, ik haal met het grootste gemak vissen boven. We eten heilbot, kabeljauw en zalm. Het is een gebied van overvloed, het is gewoonweg wennen. Soms haal ik wat engs boven en samen beslissen we over leven en dood, is deze eetbaar of mag het terug naar de diepte.

Zo heet één van de baaien, Coal Harbour, geen idee waarom, want coal is er echt niet. Puffins en zee otters, die zijn er wel en in grote getale en natuurlijk ook de aalscholvers en Kittiwakes, een meeuwensoort. We zouden die tekort doen als we deze niet zouden noemen, ze zijn er in grote aantallen en dominant aanwezig. De zon schijnt en het is een genot om hier te verblijven en met de bijboot rond te toeren. Om ons heen komen seals en zeeotters aan het wateroppervlak om nieuwsgierig te kijken wat we doen. Het lijkt wel of alle dieren weten dat er al honderden jaren op hun geschoten wordt, want ze zijn veel schuwer dan op andere plekken op de wereld. Ze moeten duidelijk nog wennen aan het feit, dat de mensen tegenwoordig met fototoestellen schieten en wel wat dichterbij kunnen komen. Helaas is onze tijd beperkt en bovendien komt er over een paar dagen rottigheid aan en is het beter om naar Sand Point te gaan . Hier wilden we sowieso naar toe vanwege de nationale feestdag, 4th of July en Udo’s verjaardag.

Het slechte weer komt een dag later, wat ons de kans geeft even een nachtje bij Squaw harbour, ook Unga Island, te verblijven.
Die avond lopen we door en langs een verlaten werf en Cannery, die nu buiten bedrijf is. Tsjonge wat ligt hier allemaal een spul. Er is zelf een museum en er wordt onderhoud gepleegd aan de nog in bedrijf zijnde schepen van de eigenaar van de Cannery/werf. Het is echt vermakelijk en dat verwacht je hier in deze uithoek toch echt niet. Alweer zo’n fantastische avond; Alaska kan nu al niet meer stuk en we zijn net begonnen.

Sand Point op Popov Island is niet echt een wereldstad, maar heeft wel een fantastische haven. Al die havens hier zijn groot en solide en drijven en dat is handig. Ook dat hebben we wel eens anders gehad. Laat het slechte weer nu maar komen. Alles wat zo’n beetje in de buurt rond vaart ligt hier nu, nog twee zeilboten en evenzoveel motor- en vissersboten. Heel druk is het in deze regio niet. De meeste vissers zijn aan het werk en hierdoor hebben wij plaats genoeg. Naast ons komt een Langlijner liggen. Zij vissen op heilbot. Het is de Seymour, meer dan honderd jaar oud en nog steeds in business. Jammer dat de uitlaat van de generator zo rookt en allemaal roet uitblaast. Wij worden er behoorlijk zwart van. Ach, de mannen zijn heel vriendelijk en geven ons een heleboel vis en een tiental diepgevroren zalmen. Zij gebruiken deze zalmen als aas voor de heilbot. Ons smaken ze best, niks mis mee.

Net als in King Cove bestaat het dorp voornamelijk uit de Cannery en wat er omheen hangt. Twee winkels die van alles verkopen en even zoveel kroegen. Elke keer wanneer we de wal op lopen waan ik me in de Alfred Hitchcock film, The Birds. Overal hoor je de vreemde kreten van grote zwarte vogels met dikke snavels, raven… We horen ze continu en het geluid lijkt steeds van ver te komen, maar dat is het niet. Het geeft een apart sfeertje aan Sand Point. Trouwens de Bald Eagles kunnen er ook wat van; die hebben nog jongen op het nest en gillen het uit. Beide types zijn brutaal, ieder op z’n eigen manier. De raven blijven tenminste op afstand, helaas denkt de Bald Eagle er anders over en ziet onze windmeter boven in de mast als een prachtige tak. De Windex legt direct het loodje, gelukkig overleeft de tak van 1000 euro het wel. Wij blij……..

De Nationale feestdag, iedereen vrij en er komt een parade. We zijn gek op parades. Alles moet versierd worden. We zijn hoog gespannen, jammer genoeg regent het, is ’t een beetje koud en ...de parade valt ons wat tegen. De kinderen fietsen voorop, gevolgd door de oude brandweerauto en de sheriff in de policecar en dan volgt de rest, bestaande uit “my little truck’s” een lading onversierde vehikels op 4 wielen. De eigenaren hebben niet veel zin om te lopen….., niet zoveel parade dus. Ach….. de sfeer in de tent waar we allemaal bij elkaar komen is goed en zo wordt het toch nog gezellig. De dagen gaan voorbij, het regent en het waait. Vliegtuigen kunnen niet landen en er gebeurt niets. We maken onze eigen sfeer en dat is ook goed.

De tijd dringt, het is nog een heel eind naar Seward; hier halen we Jolande en Richard op, waar we wel dan voor 28 juli moeten zijn.

zondag 2 augustus 2015

Vis, vis en nog eens vis…


Het verhaal is simpel, alles gaat om voedsel, vis wel te verstaan. Vinvissen, bultruggen, orca’s , eagels, papegaaiduikers, kitiwake’s, heilbot en natuurlijk mensen, allemaal graaien ze in het water om hun eten boven te halen. De wateren rondom Aleoeten en verder op in Alaska herbergen een overvloed aan vis en krill. Het is juni en iedereen is opgewonden. De zalmen komen en volgens de biologen van Fish and Game moeten er meer dan vijf miljoen sockeyes of wel rode zalm komen. Maar volgens captain Bill van de Stacy Ann zijn ze hier nog niet gearriveerd.

We zijn net geland op ons eerste eiland in de Aleoeten. Sanak, een eiland, verlaten door iedereen. Eens was het vol activiteiten toen er nog een overvloed aan kabeljauw werd gevangen en hier ter plaatse werd verwerkt. Dit was lang geleden, van de oude Cannery is niet veel over. Er staan nog wat resten en hier en daar wat houten paaltjes. Wat de bewoners van weleer wel achter gelaten hebben zijn paarden en koeien. Heden ten dage is Sanak bekend om deze nu verwilderde paarden en koeien en af en toe gaan er mensen heen om koeien te jagen voor gratis vlees.

Er zijn twee andere jachten in de baai bijgekomen en ‘s nacht komt er zelfs een visser bij; het is druk. Volgens Vic van de Capella komt hier nooit iemand en is iedereen verbaasd, dat wij er liggen. Het is die ochtend alweer fantastisch weer. De lucht is strak blauw en wind is er nauwelijks, al even uitzonderlijk. Via de VHF worden we opgeroepen. In eerste instantie weet ik niet wie het is en wat hij bedoelt. Uiteindelijk is het de bedoeling dat we met Bill een stukje mee gaan vissen. Hij was degene die vannacht naast ons lag en wil ons graag ontmoeten. Nu mogen de vissers niet continu vissen. Ze hebben een fishpermit van 88 uur en dan moet er voor iedereen een rustpauze ingelast worden van 33 uur. Overtredingen worden zwaar gestraft en daardoor houden alle vissers zich hieraan, want er is controle vanuit de lucht. Bill wil geen tijd verliezen en zo stappen wij die ochtend bij hem aan boord. Ons ontbijt staat nog op tafel, ach wat geeft dat, we willen deze kant van kennismaking niet laten glippen.

De Stacy Ann is een kleine vissersboot; ze vangen zalm met behulp van een Gill-net. Net buiten de baai zetten ze het net van 500 meter lengte uit. Het drijft aan de oppervlakte en steekt drie meter diep. Als het net uitgezet is varen ze er met hoge snelheid bij langs om de zalm in het net te jagen en dat wordt dan een paar maal gedaan. Zo halen we meer dan vijftig `dog’zalmen binnen en twee sockeye’s, kletsen er heel wat af, krijgen een interview, dat hij opneemt met z’n tablet en proeven van verse zalm. Het is een hele ervaring. Bill blijkt met zijn vrouw een fervent Europa reiziger te zijn en heeft zelfs een zeilboot (zonder mast) waarmee hij door de Franse kanalen vaart. Al met al wordt het voor ons een enerverende ochtend en stappen we met vier dikke zalmen terug bij onszelf aan boord. Bill heeft ons laten zien hoe de zalm gefileerd moet worden en nu mogen wij ons uitleven en eigenlijk valt het best wel mee. Later vangen we zelf ook heilbot, kabeljauw en nog een ander eng beest, maar alleen de eerste twee worden schoon gemaakt, gefileerd en gegeten. Ze smaken uitstekend.

We schuiven op naar Sanak harbour, de andere kant van het eiland. Daar staan nog oude resten van een vervlogen tijd. Het weerbericht geeft westenwind aan, later draaiend naar noordwest. De baai is prima beschut voor deze wind. Helaas voor ons draait de wind onverwachts meer naar noord en loopt de deining zo de baai binnen. Gevolg….we stampen en slingeren meer dan ons lief is en van slapen komt niet veel. Bij het krieken van de dag verlaten we deze plek met gezwinde spoed. Toch niet zo snel want de golven zijn al hoger dan twee meter en bijna loodrecht. SantanA duikt keer op keer diep in de golven en heel langzaam varen we de baai uit. Zo houden we het aan dek nog redelijk droog. We denken dat het allemaal nog wel mee valt en koersen richting King Cove, 40 mijl verder naar het noorden.

Het worden 40 moeizame mijlen. Het gaat veel harder waaien, soms over de 35 knopen, de golven zijn hoog en gemeen steil. We houden het aan dek niet droog en om vooruit te komen moeten we motorzeilen. SantanA duikt keer op keer in de golven en ondanks al het vermogen om ons vooruit te brengen blijft de snelheid regelmatig steken op 1 tot 2 knopen. De golven lopen zo kort achter elkaar aan dat we niet de tijd krijgen om snelheid op te bouwen. Nooit eerder hadden we hele golven aan dek. We zetten de motor nog een tandje hoger en ploegen voort. SantanA vindt het allemaal niet erg en werpt met plezier elke keer het water van zich af. Trees en ik genieten er wat minder van, pfff het valt niet mee.

Tegen de avond bereiken we eindelijk King Cove. Voor de haven draaien we een rondje om te zien of er plek is. Alle vissers zijn aan het vissen en de haven is bijna leeg. Het waait nog steeds 25 knopen met harde uitschieters. We kiezen een plek waarmee we SantanA’s neus in de wind kunnen houden en zo dat we tegen de steiger aan geblazen worden. Met de boegschroef werkend naar de verkeerde kant benaderen we de steiger en dan komt er plotseling een extra harde windvlaag. Veel te snel wordt SantanA’s boeg naar de steiger geworpen. Fenders kunnen dit niet opvangen en met alle motorvermogen dat we hebben, en dat is nog al wat, trek ik de boot achteruit. Trees, die voorop staat, luistert of er metaal geluiden komen, maar het gaat allemaal net goed.

De tweede poging gaat beter en tien minuten later liggen we vast. Dat was wel weer genoeg actie voor een dag. Een uurtje later, we staan nog steeds te praten met de oude vissers, gaat de wind helemaal liggen. Tja…

King Cove…..een nederzetting en het gaat alleen om vis, men praat alleen over vis, eet vis en verwerkt de vis. Hier staat één van de vele visfabrieken, de Cannery van Peter Pan of Trident. Dit is het hart van het dorp. In de zon lijkt het nog wel wat, maar veel is het niet. We ontmoeten David, die ons de weg wijst tussen alle gebouwen door en hier staat nergens een verboden toegang bordje, overal mag je lopen. Iedereen is uitzonderlijk vriendelijk, het is gewoon bijzonder. Iedereen wil een praatje met je maken en allemaal maken ze tijd vrij voor ons. Het is lang geleden dat we deze vriendelijkheid ontmoetten. Er gebeurt natuurlijk niet zo veel op zo’n verlaten plek, maar de vriendelijkheid is echt gemeend. We krijgen meer zalm. Gerookt, vers, bevroren, kings, sockeye’s, dog’s, voor de eerste dagen weten we al wat er gegeten gaat worden.

Bald eagels zijn er ook, die wachten ook op verse zalm. Ze zijn behoorlijk brutaal, zitten overal op en zijn voor mensen niet echt bang. Ik loop er bijna eentje omver, hij kijkt me indringend aan en neemt dan toch maar de “vleugels”. Prachtig en wat zijn ze groot. We zullen er nog heel wat zien. David en Cindy, zijn vrouw, nemen ons die avond mee met de auto op zoek naar beren. Er is slechts één weg van 20 km en gezellig kletsend toeren we door dit mooie, ruige landschap. Helaas geen beren, het weer is veel te warm en beren zoeken dan verkoeling en laten zich niet zien.

De harde wind die voor dit weekend voorspeld was komt niet en zo wordt het tijd verder te trekken. Samen met Orca verlaten we deze uiterst vriendelijke gemeenschap en koersen naar Captain Harbour, in Belkofski Bay, 15 mijl verderop.