vrijdag 16 december 2011

Hello Africa


Na een paar keer verkassen, liggen we dan eindelijk op een goede plek in de baai van de "havenstad" Palmeira. De heren kunnen hun olieleiding leggen, de schepen kunnen in de baai hun rondje draaien om aan en af te meren en de vissers hebben genoeg plek voor hun bezigheden. Hé hé.. en nadat de boel opgeruimd is gaan we naar de wal voor de benodigde formaliteiten. De eerste indruk van dit soort landen is altijd chaotisch. Het plekje waar de bijboot afgemeerd kan worden is ook de plek waar de lokale vissers aan land komen. Ter plekke wordt de vis verhandeld, schoon gemaakt, waarna de resten in de baai worden terug geworpen en er is meteen ook een terrasje. Het is een hokje voor de koelkast, met wat tafels en stoelen en een gettoblaster, dat wel weer! Achter een kist, afgeplakt met papier en uit de wind, wordt vis gebakken voor de liefhebbers.

Er staat hier altijd een hoop volk. Ze willen je helpen, touw aanpakken, wat dan ook, als ze maar wat krijgen. Meestal zijn het kinderen van een jaar of 7, soms wat oudere jongeren die ook niet naar school willen gaan. Zo moet ik een klein metertje omhoog klimmen en een kind van ca. 7 jaar slaat zijn armpjes om mij heen en probeert uit alle macht mij omhoog te trekken. Ja, dat schiet niet op. Hij staat meer in de weg dan dat het helpt. Wel aardig bedoeld. Ik probeer hem met handen en voeten duidelijk te maken, dat hij meer vis moet eten. Nou ja aan vis is hier geen gebrek. Het wordt in bootladingen aangevoerd. Nu op naar politie en immigratie. Deze formaliteiten zijn gelukkig snel voor elkaar. Geen gezeur en de heren hoeven niet aan boord te kijken en na het betalen van 5 euro is alles geregeld.

De Kaap Verdische eilanden zijn meer dan 50 miljoen jaar geleden onstaan na een vulkanische uitbarsting. In 43AC kregen ze hun eerste naam "Gorgades" en in 1456 worden de eilanden herontdekt door de Portugezen. Zij gaven de eilandengroep de naam "Cabo Verde", omdat sommige eilanden groen en vruchtbaar waren. In de 16de eeuw werden vanuit Afrika de slaven aangevoerd om hier op de eilanden werk te verrichten onder slechte omstandigheden en van hieruit werden ze getransporteerd naar Amerika. In 1876 stopte de slavenhandel en samen met periodes van extreme droogte verdween ook de welvaart. Voor de wereldzeiler zijn de Kaap Verden echter nog steeds een welkome tussenstop voor de transatlantische oversteek. Het eiland Sal valt zeker onder één van de droge eilanden, veel roodachtig stof en weinig groen. Tijdens een wandeling langs het strand, eh... kustlijn lopen we in de richting van wat groen. De grond onder ons is rotsachtig, maar het is geen harde rots, meer gebroken steen en als het regent ( max.4 dagen per jaar!) spoelt het makkelijk weg. Hier en daar groeien nog wat plantjes en verder ligt het bezaaid met zwerf afval. Waar je ook kijkt, daar is geen tekort aan. Verbazingwekkend is ook de hoeveelheid kapotte schoenen en plastic flessen in alle soorten en maten. Toch is blootsvoets lopen hier geen optie, er is van alles wat je wil prikken.

In de verte trekt een soort oase onze aandacht en na een kwartiertje, lopen we in een landschap van struiken en bomen. Waarschijnlijk loopt hier toch nog water naar de zee. Hoe is het mogelijk, het land is kurkdroog. Ook hier ligt overal veel afval en vreemd genoeg vele afgestorven palmbomen. Het doet luguber aan. Het lijkt wel de "killing fields"van de palmbomen. We lopen verder, zowel links als rechts van het pad liggen deze afgestorven en omgevallen palmbomen. Verderop staan er grote struiken en horen we kippen in de verte kakelen. Halverwege het pad is een bijeenkomstplaats gemaakt, ook hier is niemand. Normaal barst het overal van het volk en hier zou ik dat ook verwachten, maar nu niet. Het geeft een wat beladen gevoel. Wel ligt er zwerfafval, hele bergen plastic. We lopen verder en na een tijdje komen we zomaar een graf tegen met een betonnen kruis erbij. Het graf is opgeleukt met vier half in elkaar gezakte pilaren van beton en een plastic bloemetje.

Dit soort vreemde dingen maakt het wandelen zo leuk, het geeft meer vragen dan antwoorden. We lopen terug en zonder dat we voodoo achtige figuren zien, komen we weer bij ons baaitje aan. Terug in de Afrikaanse zooi. Een geregelde zooi. De rest van de week crossen we geregeld het eiland over. We kijken rond in Santa Maria, een door Italianen opgetrokken resort. Wat een bouwput! Het is nog lang niet af. De dorpjes bij ons in de buurt zijn leuker. Aspergos is het leukste dorp, echt een beetje Afrika, overal wordt er gebouwd, niets is er af en toch wonen ze er al in. Op elke hoek van de straat is er wel een mini-mercado. Aan kleine kruideniers is hier geen gebrek. Ze verkopen daar ook van alles, van bananen tot onderbroeken. Een lekker zooitje. Toch is er allemaal niets mis mee. We voelen ons veilig en genieten van deze Afrikaanse cultuur.

Foto: 1-nieuwe aanvoer 2-een oase 3/4-killing fields 5-Asperagos 6-vrijetijds besteding 7-bananen(30kg) 8-handje helpen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten